Enkele etymologische overwegingen





home


Herkomst familienamen: een overzicht

Bij de verklaring van de familienaam kan men uitgaan van een indeling naar typen die naamkundigen hebben gemaakt. Een gebruikelijke indeling is de volgende:

Afstammingsnamen
In vroegere tijden gebruikte men geen familienamen. Iedereen werd met zijn roep- cq doopnaam genoemd [tegenwoordig ‚voornaam’; ze worden vóór de familienaam gezet], eventueel met de toevoeging van een bijnaam [b.v. een plaatsnaam of en fysieke eigenschap]. Toen de bevolking in de Middeleeuwen gestaag groeide, kreeg men steeds meer de behoefte om personen met dezelfde naam een nadere aanduiding te geven. Hedendaagse familienamen zijn voor de helft terug te voeren naar een bepaalde voornaam. Werd men naar zijn vader genoemd dan spreekt men van een patroniem. Bekende voorbeelden hiervan zijn Jansen en Peters. Alhoewel dit minder vaak voorkwam, kon men ook naar zijn moeder vernoemd worden; zo’n vernoeming naar de voornaam van de moeder wordt als matroniem aangeduid; b.v. Jennekens van Jenne oftewel Johanna, Neesens van Nees oftewel Agnes.
De voornamen kunnen van verschillende oorsprong zijn:

• Germaans: b.v. Dols van Berthold, Lemmens van Lambrecht
• uit de bijbel: b.v. Daemen van Adamus en Meesen van Mees [Batholomeus]
• naar een heilige: b.v. Theunissen naar St.-Antonius en Nelissen van St.-Cornelius


Herkomstnamen of toponiemen
Iemand die verhuisde naar een nieuw dorp of nieuwe stad, werd vaak vernoemd naar zijn plaats van herkomst. Soms staat er voor de naam het voorvoegsel ‚van’. Een bekend voorbeeld in Limburg is de naam van Wersch, afkomstig van Weerst, het huidige Warsage, gelegen tussen `s-Gravenvoeren en Visé. Naast de plaatsen in eigen gewesten konden andere namen weer terug te voeren zijn naar plaatsen die verder weg gelegen waren: b.v. Somers van het Brabantse Someren, Delsing van het Belgisch-Limburgs Dilsen bij Maaseik, Krewinkel van het Duitse Krewinkel bij Maubach, Ahn van het plaatsje Ahn aan de Moesel in Luxemburg, Feron van het Franse Féron. Woonde men aan de oevers van een rivier of meer was het wel gebruikelijk dat men hiernaar vernoemd werd; b.v. Vermeeren en Weijers verwijzen naar een algemene term voor een waterloop. Ackermans, Berghmans, Loesberg en Op `t veld zijn namen die verwijzen naar begrippen die afkomstig zijn van het platteland.
Een andere groep van toponiemen vinden hun oorsprong in huisnamen cq uithangtekens. ‚Het zijn vaak heel curieuze namen, waarvoor de oorsprong teruggaat op beeltenissen en teksten waarmee huizen in de Middeleeuwen werden opgesierd. In vroeger tijden, toen nog geen huisnummering werd toegepast, werden de huizen vaak aangeduid met de naam van de bewoner of de eigenaar. Soms ook werden ze gekenmerkt door een huisteken, bijvoorbeeld een uithangbord of gevelsteen. Uithangborden, gevelstenen en andere huistekens werden o.m. aangebracht om het huis duidelijk van andere te onderscheiden en om aan te duiden welk bedrijf of nering er werd uitgeoefend. Niet zo doeltreffend als ons huidig huisnummeringssysteem, maar wel zo poëtisch. ‚Sprekende’ uithangborden en andere huistekens waren in die tijd dat veel veel mensen lezen noch schrijven konden erg belangrijk. Aan zo’n huisteken ontleende de volksmond dikwijls een bijnaam of een toenaam voor de bewoner. Deze werd er niet alleen in de wandeling naar genoemd, maar ook in officiële stukken’ [ uit ‚Familienamen in Limburg’, Jos Crott en Jo Hoen, p. 98]. Bezat of pachtte men een van de grotere boerderijen in het dorp dan was het goed mogelijk dat de bewoners een achternaam toegedicht kregen die met deze boerderij samenhing; bv. Verhoeven, Broekhof, Masthof, ... .

Beroepsnamen
Hierbij is de familienaam afkomstig van een beroep of ambacht. Ook kan de naam betrekking hebben op een functie of ambt. Enkele voorbeelden: Huveneers is terug te voeren naar een pachter van een hoeve, Schoenmakers heeft betrekking op een schoenmaker of een schoenhandelaar, Tulleners is terug te voeren naar iemand die tolgeld inzamelde. Een bijzondere vorm van beroepsnamen zijn de metonymische beroepsnamen; hier worden familienamen afgeleid van producten die geproduceerd worden binnen een bepaalde beroepsgroep, bv. Brood voor een bakker of de werktuigen die men gebruikt, bv. Hamer voor een timmerman.

Bijnamen of eigenschapsnamen
De eigenschapsnamen zijn ontleend aan een kenmerk van een persoon. ‚Het geven van bijnamen, spotnamen, vleinamen, e.d. is van alle tijden. De volksmond was en is daar erg scheutig mee, vooral onder mensen die in een kleine gemeenschap samenleven. Ook in de Middeleeuwen was men op dat punt erg creatief. Uit de geschiedenis zijn ons bekend: Karel de Grote, Karel de Dikke, Karel de Kale, Pepijn de Korte, Filips de Goede, Filips de Schone, enz. De bijnamen zijn te danken aan persoonlijke eigenschappen. Ze kunnen duiden op een lichamelijk kenmerk van de voorvader:; iets zeggen over zijn aard of karakter, dan wel herinneren aan een of andere eigenaardigheid waardoor of waarmee hij opviel’ [uit ‚Familienamen in Limburg’, Jos Crott en Jo Hoen, p. 139]. Enkele voorbeelden: Magermans, Quaedvlieg [lett.: kwade vlieg = lastig persoon], Voncken zou naar een smid kunnen verwijzen, ... .

Namen van Waalse oorsprong
Veel Limburgse namen kennen hun oorsprong in het naburige Wallonië. Voorbeelden hiervan zijn: Hustings als patroniem van Augustinus, Dodemont als herkomstnaam is het een samentrekking van d’Houdemont, Miseré duidt op een veldnaam, in de betekenis van een onbebouwd, woest land.

De naam Alleleyn

Wat betreft de naam Alleleijn, vindt men in de literatuur 2 mogelijke verklaringen: enerzijds verklaart men de naam als zijnde een patroniem, anderzijds wordt de naam gezien als een afgeleide van een bijnaam.

Patroniem
Volgens Debrabandere [Verklarend woordenboek van de familienamen in België en Noord-Frankrijk’, [Dr. Frans Debrabandere, Gemeentekrediet Brussel 1993] is de naam Alleleijn afgeleid van de voornaam Alan. Hij plaatst de naam in een hele reeks van namen die alle afgeleid zijn van dezelfde voornaam: Alain, Allains, Allin, Alemus, Alémus, Alenis, Alénis, Allein[s], Alleyn, Alleijn[s], Alleys, Alanen, Allès, Alles, Al[l]an, Allen, Alleleijn, Allel[e]yn. Verder lezen wij in zijn namenwoordenboek: ‚Volgens Morlet II is Alanus de volksnaam van de Alanen, een Sarmatisch ruitervolk dat in 406 n.C. Gallië plunderde. De Alanen woonden in de Jergeni heuvels, tussen de Zwarte en Kaspische Zee. Dit gebied ligt op het grondgebied van het huidige Rusland.

Volgens vd Schaar is het een Engelse naam, van Bretons-Keltische oorsprong. De naam Al[l]an is in Groot-Brittanië bekend sinds Willem de Veroveraar. Blijkens –ein uit Frans –ain is de naam bij ons uit het Frans overgenomen. Een vroege vermelding is: 1163 Alanus de Ypra [GN 160]. Een heel populaire naam in de Brits-Keltische romans [Flutre 8]. 1280 Johannes Alein = 1307 Jehan Alain, Ieper [Beele 11]; 1392 Inghel Aleyns = van Inghelen Aleine, Kortrijk [RAK, SR f11v]’.
Deze theorie vindt steun in de volgende stamreeks waar we de ontwikkeling zien van de naam Alan in de vorm van FitzAlan [fils de Alan] naar Alleyne.

John Allen, alias John FitzAlan, alias John Alleyne FitzAllen of Outwell; geb.: Buckinghamshire, 1410
vader van
Thomas Alleyne the Elder, of Outwell; geb.: Outwell [Norfolk], 1430
vader van
Thomas Alleyne the Younger; geb.: Outwell [Norfolk], 1460
vader van
William Alleyn; geb.: Buckinghamshire, 1480


Een vergelijkbare evolutie van de naam is te zien bij Sir John 14th Earl of Arundel Alleyne [FitzAlan] die leefde tussen 1408 en 1435 in Arundel [Sussex].

In onze contreien vinden we de naam Alleyn in de 15de terug in het archief van een Maastrichts klooster. Op 22 september 1426 draagt Johan Alleyn, rietmaker, 4 percelen land gelegen te Vlijtingen over aan Peter Roselers [inventaris van het archief van het klooster ‚De Beyart’ te Maastricht, 1485-1796, regest 24, p. 70, folio 151].
Als men kijkt waar de naam of zijn varianten tegenwoordig voorkomt of in het verleden voorkwam, kan men een concentratie van de naam Alleleyn zien in de driehoek Aken–Luik–Maastricht. De variant Allelein ziet men enkel nog sporadisch in en rond Aken met een enkele uitschieter naar Saksen. Alhoewel de naam ook in de rest van België, Frankrijk en Nederland voorkomt ziet men de variant Allein of Allain vooral geconcentreerd in de Belgische Westhoek en in Noord-Frankrijk.

De variant Al[l]eyn[e] ziet men op de Britse eilanden en op Barbados. De eerste Alleyne op Barbados was Reynold Alleyne , zoon van Richard Alleyne. Richard Alleyne leefde in Engeland van 1572 tot 1651 en zijn zoon Reynold was een van eerste bewoners van het eiland Barbados. In 1630 komt hij aan op het eiland en wordt hiermee de stamvader van het geslacht Alleyne op Barbados. Hij trouwt met Mary Skeet. Zij krijgen 5 kinderen: Reynold, Dix, Mary, Elisabeth en Abel.

In de database ‚WWI Civilian Draft Registrations’ [militaire dienst in U.S.A.] is de naam David James Allelyn te vinden; volgens de gegevens van deze dienst is hij geboren in Belfast [Ierland] op 24 december 1877. In de Verenigde Staten woont hij in Seattle, de hoofdstad van de staat Washington. In de database van de Mormonen zijn een drie-tal vermeldingen van varianten van de naam te vinden. Allereerst in Ierland, in Trim [county Meath] trouwt op 5 juni 1697 Prudence Alleijn met John Clarke. Verder komt in de Verenigde Staten een variant van de naam terug, en wel in de stad Salt Lake City in de staat Utah; hier trouwt op 18 mei 1931 miss [voornaam wordt niet genoemd] Allelyne met Grant Elcock. Als laatste vindt men de variant Alleline terug in Surrey [Engeland]. Bij deze laatste variant is nog een grappige anekdote te vermelden. In de spionageroman van John LeCarré ‚Tinker, Tailor, Soldier, Spy’ komt een personage voor met de naam Percy Alleline. Via de uitgever in Groot-Brittanië is contact gelegd met de auteur en volgens hem was deze naam fictief; hij kon zich in ieder geval niet meer herinneren waar hij de naam vandaan had. In de database van de Mormonen vinden we de doop van Harriet Jane Alleline; zij werd op 14 augustus 1864 gedoopt in Sutton by Croydon in Surrey als dochter van Richard Alleline en Susan [geen achternaam vermeld].

Het resultaat van het DNA-onderzoek van de auteur van deze site suggereert een aanzienlijk percentage [25%] gemeenschappelijk DNA met bewoners van Engeland en Noordwest Europa. Het grootste percentage compatibiliteit is te vinden in Germaans Europa [64%]. Daarnaast een klein gedeelte in Scandinavië; 9% Noorse roots en 2% Zweeds. Via de moeder van de auteur zijnduidelijke verwantschappen te zien in de Nederlandse provincies Gelderland, Overijssel en Holland.

Bijnaam
Bij dit type naam zijn er voor de familienaam Alleleijn twee opties.

Ten eerste zou het kunnen wijzen op iemand die ‚alleen’ is; in hun boek ‚Familienamen in Limburg’ verklaren Crott en Hoen de naam als een bijnaam die ontstaan is door familieverhoudingen, verwantschappen en andere betrekkingen. De namen De Weze en Alleleijn zouden dan betrekking hebben op een wees.

Ten tweede vinden we aanwijzingen in Middelnederlandse woordenboeken én in het Limburgs dialect die de naam in verband zouden kunnen brengen met de menselijke eigenschap van onverschilligheid. In woordenboeken van het Limburgse dialect verklaart men het woord ‚Allelein’ als onverschilligheid of om het even. Ook hoort men oude mensen uit het gebied rond Epen en Mechelen wel eens zeggen: ut is mich allelè; zij bedoelen dan het maakt niets uit.

In Middelnederlandse woordenboeken kan men eveneens een dergelijke betekenis terugvinden. Zo lezen we in het Middelnederlandse woordenboek van Dr. J. Verdam:

Alleleens [Allelleens], bijw., verbasterd uit Al-alleens, van Al, als bloote versterking, en Alleens [zie ald.]. Alalleens was nog in de zeventiende eeuw in gebruik.
1. Op dezelfde wijze, op denzelfden tijd, te gelijk.
    Singdi alle in uwe kerke alleleens ende vast ghi alle alleleens?
    Ende die monick seide haer: Wij synghen alle te gader, maer elck vast alsoe hi wilt


    Alleleens sijn, gelijk zijn.
    Alre lude seden en sijn alleleyns nyet
2. Het is [comt] mi alleleens, het is mij eenerlei, onverschillig, hetzelfde.
    Tquaet met goet, tes alleleens
    God oft den duyvel, het is my alleleens
    Tcomt my alleleens met wien ic ga
    Dat het hem alleleens was aen wat houte hi gehangen worde

3. Verbonden met gelijc en of: Alleleens gelijc, evenals, Alleleens of, even alsof, en dus als voegw. gebruikt.
    Alleleens gelijc die duyvel sijn moeder doet
    Gecle edt in sulcken gebare, alleleens oft nu Paesschendach ware
    Alsoe zy upte frontieren sitten, zoe moeten zy dage waecken alleleens ofte openbaer oorloge waere


Allelene, bijw., verbasterd uit Al-allene van Al, als bloote versterking, en Allene
bijw., waarin de eerste lettergreep door versnelde uitspraak toonloos werd. Eeniglijk, alleenlijk, slechts.
    Datter geenrehande exchijs en is in heurluyder dorpen, dan alleleene nu nyeuwelinge


In het ‚Woordenboek der Nederlandse Taal’ van M. de Vries en A. Kluyver vindt men onder het woord Alleleens de volgende beschrijving:

bijw. [van wijze]. Voorheen in de volkstaal gebruikelijke verzwakte uitspraak voor het thans verouderde alalleens, al alleens, door het toonloos worden van de middelste lettergreep: zie Alleens. In de betekenis nagenoeg gelijkstaande met Alleens, waarvan de bloote versterking was ‚Alleleens, similiter, perinde’, Kil. Het woord was reeds in het late Mnl. in gebruik [Verdam, Mnl. Wdb. 1, 347].
• Eveneens, evenzoo, gelijkelijk, op dezelfde wijze.
  `t Vaert met hem alleleens, ghelijck men kan ghemercken, met `t voghelken te sijn, `t welck swaddert met zijn vlercken.
• Gevolgd door of [oft], even alsof, evenzoo
  alsof alleleens oft sy met Gode waenden te geckene.
  Peyst om ons beyder profijt en salicheyt, Alleleens oft mijn dochter U kint ware, en Pamphilus mijn sone
.
• Het is alleleens, het is hetzelfde, `t is onverschillig, `t is om het even, het komt er niet op aan, het doet er niet toe
  `t is alleleens weer [of] `t goedt os oft quaedt.
  Weer ghi nu gaet oft blijft, `t sal alleleens wesen.

• Met een persoon in den 3den nv. Het is mij [U, hem, enz.] alleleens, `t is mij hetzelfde, het is mij onverschillig.
  Het is hem alleleens weer Monick oft Baghijne, Sy bieden elck van hunnen venijne.
  This mi alleleens als ick haer erighen mach, Tsi met danck oft ondanck.


In diverse boeken van het Limburgs dialect vinden we eveneens de betekenis van het woord allelein als onverschillig, om het even.

Zo lezen we in Sittisjen A.B.C.; L. Van der Heijden [1927] p. 8: allelein, om 't even, onverschillig, 't Is mich allelein.

De hane va Job. Euëver deere en luuj oet 't land va Mergraote; Pierre Heynen [1977]: Onder naamrijmen van 't Rooth vinden we de volgende rijm: t Is mich allelein*, zag Pieter Dobbelsjtein [p.134] en in de woordenlijst [p. 137] staat verklaard: allelein: om 't even.

Op pagina 17 van zijn boek Ernst en humor in het Limburgse boerenleven [Corrie Zelen, St. Odiliënberg 1976] beschrijft W.J. Vromen de volgende uitdrukking: Kòre mot men dèèsje op ei kusse, terf op eine sjtein, haver en boukent is 't allelein, hetgeen betekent: voor rogge een zachte dorsvloer, voor tarwe een harde, haver en boekweit stellen op dit punt geen eisen.


Nog enkele overwegingen


Burgerfamilie Alreleye te Aken/Maastricht

In de veertiende en vijftiende eeuw wordt deze familie enkele malen zowel in Aken als in Maastricht vermeld.

wapen drie rosen [W.E. 563/1870]

Alte Aachener Bürgerfamilie, aus der Heinrich Alreleye in Jahre 1483 eine Urkunde besiegelte. Der genannte Heinrich A. und seine zweite Frau Katharina verkaufen am 21. Oktober 1483 ein Haus, „dat wilne was Johan von sent Wyt, gelgen under der Smyde, niest der doufen Druitgen huis ind niest Quiron Gairtzen“ für 9 Gld. jährlich Zins an den Schlossmacher This Triechtermann und seine erste Frau Katharina [W.E. 563/1870, Bl.20.]. Im Jahre 1500 wurde Heinrich Allerlei Mitglied der Zunft zum Lewenberg. Heinrich Alreley [Alderley] in Mastricht verkaufte am 19 Mai 1562 die Hälfte des Hauses zum Goldenen Schloss auf dem Steinweg in Mastricht, hinter dem Fleischhaus gelegen, zum Ausgleich einer schwebenden Schuld am Christoffel Vercken in Aachen [M. Gichten Mastricht, bd. 12, f.62]‘.
[Aachener Wappen und Genealogien: Ein Beitrag zur Wappenkunde und Genealogie Aachener, Limburgischer und Jülicher Familien; Herm. Friedr. MACCO, Aachener Verlags- und Druckerei Gesellschaft, 1907-1908]


Montzen Cour de Justice.

register: 1513-1532
f° 22r° 16.1.1522 Lenart Alreley
f° 27v° 29.11.1522 der alde Heynrich Alreley
f° 65v° 24.9.1536 Lenart Allreley

register 1532-1572
f° 33v° --.12.1539 Lienert Alreley
f° 57v° 13.7.1550 Alrejeyß gouyt
f° 68r° 28.9.1551 Aeckel Alreley und ihr Sohn Steven Alreley
f° 68r° 22.10.1551 der verstorbene Leynert Alreley, Erben Aeckel Alreley und ihr Sohn Steven, kaufen den Anteil von Leyns Spangemecher, Witwer von Tryn Alreley.

[1572-1614] en [1589-1654]: in deze registers komt de naam niet meer voor.

Het verschil tussen de varianten Allerleyn en Alderleyn bestaat daarin dat Allerleyn de hoogduitse en Alderlein de nederduitse schrijfwijze is. In het nederduitse spraakgebied waartoe het Nederlands behoort, wordt veelal vóór –er- een –d- ingevoegd, zoals ‚Söller‘ wordt ‚Solder‘, ‚Keller‘ wordt ‚Kelder‘ en Weser wordt Wesdre. Deze spraak- cq schrijfvariant komt tot in de 16de eeuw veelvuldig voor. Deze varianten worden dus in principe alleen door de taal bepaald en veranderen niets aan de betekenis van het woord of in dit geval, de naam.


Vrouwelijk voornaam

In de Angelsaksische landen ten slotte, komt de naam Alleline voor als vrouwelijke voornaam; bv. Op 7 mei 1846 trouwt in Gibson County [Tennesse] Alleline Adams met James Harrison.



Zwitserse gletscher

In diverse reisverslagen en wetenschappelijke werken wordt er melding gemaakt van een gletscher die in het Duits en het Engels de Allelein gletscher genoemd wordt. In het Frans heet hij de Allalin glacier

De vormen van Het water; in den toestand van wolken, rivieren ijs en gletschers. Door John Tyndall; vertaald door Th. Knottenbelt.[1873] P. 130

Peaks, passes and glaciers; excursions of the members of the Alpine club [1860]. P. 93, 154, 155, 158, 162

Bibliothèque universelle et Revue Suisse [1864]; p. 225, 256



Het moge duidelijk zijn dat er momenteel nog geen sluitende verklaring voor de herkomst van naam te geven is. De hierboven uiteengezette overwegingen 'klinken' alle op zichzelf plausibel, maar er zijn tijdens de jaren van research jammergenoeg geen enkele aanknopingspunten gevonden die een van deze theorieën zouden kunnen ondersteunen. In tegenstelling tot de rest van Nederland voerden mensen in Limburg al vroeg in de geschiedenis een vaste familienaam. Zo ook met de familie Alleleyn: zoals we gezien hebben bij de oudste schriftelijke overleveringen gebruikte de familie deze naam al aan het einde van de 16de eeuw. Is het een patroniem van Alan en evolueerde de naam via het Franse Alain naar naar de Nederlandse variant Allin, Alleyn en tenslotte Alleleyn? Of is het een bijnaam van een wees of van iemand die een onverschillige natuur had? Wie zal het zeggen ... wellicht blijft het een onopgelost mysterie.